Rampen – bizar

Een probleem dat voor de Rechtbank werd gebracht was dit: een koppel koopt een winkelpand en wil het verbouwen.  Men wil de riolering van het pand vervangen en men stelt een aannemer aan om dit te realiseren.  Het betrof een pand met vloeren op volle grond.  Dit wil zeggen dat als men de riolering wil vervangen, dat er dan gegraven moet worden en dat dus de vloeren gedeeltelijk opengebroken moeten worden.  Dit spreekt voor zich.  Of toch niet ?

De opdrachtgevers dagvaardden de aannemer, onder andere voor het feit dat alle vloeren waren opgebroken en onherstelbaar vernield.  De aannemer gebruikte weliswaar een Bobcat om de graafwerken uit te voeren, wat tegenwoordig niet zo abnormaal meer is, zeker als men weet dat de ondergrond vol met steengruis zat en dat handgraafwerk quasi onmogelijk was.  Bij het gebruik van deze machine werden ook de vloeren naast de graafwerken stuk gereden.

Men klaagde ook over het feit dat de graafwerken bijna 1 m breed werden uitgevoerd terwijl er toch maar een buis van 110 mm in moest geplaatst worden.  Men vergat dan wel dat men in deze geul nog moet werken om de buislengten en hulpstukken met elkaar te verbinden, waardoor een meerbreedte noodzakelijk is.

De opdrachtgevers waren van plan geweest om over de oude vloeren gewoon een nieuwe vloerafwerking te plaatsen, dus blijkbaar ook gewoon over de graafwerken heen.  Uiteraard is dit een onmogelijke zaak.  Hadden de opdrachtgevers zich laten bijstaan door een architect, dan was dit misverstand wellicht nooit gerezen.

Er waren nog wel enkele andere problemen die ter sprake kwamen in deze zaak, waarvan enkel dit nog noemenswaardig is: de aannemer kwam tijdens de graafwerken een kelder tegen die niet gebruikt werd en waarvan de toegang zelfs weggenomen werd.  De kelder was dus volledig geïsoleerd in de ondergrond.  Er ontstond discussie over het feit of partijen op voorhand wisten dat er een kelder aanwezig was.  Er werd nooit bewezen dat dit het geval was.

Tijdens de werken zou de vader van 1 van de opdrachtgevers mondeling hebben ingestemd om de vloer boven de kelder (in gewapend beton) gedeeltelijk af te breken, zodat men langs boven de riolering kon laten doorlopen.  Nadien werd dit tegengesproken door de opdrachtgevers.  Waarom men dan de aannemer niet tegenhield terwijl hij deze afbraakwerken aan het uitvoeren was, is een raadsel.

Hoe het ook weze: de aannemer knipte de wapening door en liet de betonplaat gedeeltelijk instorten, zodat hij met zijn werken door kon gaan.  Als dit niet had gekund, had de aannemer de kelder moeten vrijgraven aan voor- en achterzijde, had hij in de kelderwanden een mangat moeten openbreken, de riolering door de kelder leggen, het mangat terug dichtwerken en terug aanaarden.  Dit had veel meer gekost, plus het feit dat men dan nooit meer aan dit deel van de leidingen kon zonder omslachtige breekwerken.  Toch wou men deze kelder hersteld zien, hoewel men hem in de toekomst ook niet van plan was te gaan gebruiken.

Een bizar geval dus …